Het is Pasen, na Kerst Jezus’ grootste feestje. Een tijd van tradities. Dankzij Bach hebben we bijvoorbeeld de Matthäus-Passion. En dankzij de EO en de RKK hebben we sinds een paar jaar ook The Passion. Een muziekspektakel waarbij de zangers en al-dan-niet-amateur-acteurs door een Nederlandse stad trekken en doen alsof ze Jezus en zijn apostelen zijn en de stad Jeruzalem is. Ik moet zeggen, een mooi evenement, dat niet alleen christenen en niet-christenen bij elkaar brengt, maar ook qua dramatiek goed in elkaar zit. Een goeie traditie, al is ie noch jong.
Afgelopen donderdag was het (dus) Witte Donderdag, de dag waarop Jezus verraden werd door zijn ‘vriend’ Judas en aan het kruis gespijkerd om te sterven voor een paar vage bij elkaar geraapte beschuldigingen, die het nu niet zouden redden in een rechtbank. Het – voor mij – meest trieste moment in deze geschiedenis is waarop de Romeinse baas van de toenmalige provincie Judea, Pontius Pilatus, het volk vraagt wie er vrij gelaten moet worden, Barabbas of Jezus. Het schijnt namelijk een goed gebruik te zijn geweest in Jeruzalem om met Pasen één vonnis te cancelen op basis van de voorkeur van het volk. Pasen is per slot van rekening ook voor criminelen een beetje feest. Barabbas was een beruchte criminele oproerkraaier (of oproer kraaiende crimineel). Jezus was een weldoener met een grote mond. Beiden hadden de doodstraf gekregen. Gemakkelijke keus voor het volk, zou je zeggen – helemaal met de kennis van achteraf. Het volk zou Jezus moeten kiezen, zodat hij vrijgelaten zou worden.
Verwarrend feitje is, dat Barabbas’ voornaam ook Jezus was, maar volgens de overlevering had het Joodse volk geen last van naamsverwarring. Op de vraag van Pilatus riep het volk in koor en zonder twijfel: “Barabbas vrij!” En zo geschiedde. Barabbas mocht gaan in vrijheid en Jezus moest alsnog sterven. Het schijnt dat Pilatus het volk ook nog heeft gevraagd welke straf Jezus zou moeten krijgen en dat ze toen, wederom in koor, riepen: “Kruisigen!” Niet alleen lieten ze hiermee een van de grootste helden van de menselijke geschiedenis sterven, ze gunden hem ook nog een zeer pijnlijke en trage dood. Dat zouden wij natuurlijk tegenwoordig nóóit doen.
In Den Haag werd dit lijden van Christus, The Passion, afgelopen donderdag ook weer ‘gevierd’. Zoals gezegd staan bekende zangers en amateur-acteurs hierin centraal. Maar, ook het publiek krijgt een rolletje, en wel bij het genoemde trieste moment waarop Jezus, na verraden te zijn door zijn vrienden, ook nog even verraden wordt door zijn eigen volk. Het publiek was goed geïnstrueerd, want toen de acteur Tom Jansen, die Pontius Pilatus speelde, het volk vroeg wie er vrij gelaten moest worden, riepen ze luidkeels en veelvuldig: “Barabbas!” Net als 2.000 jaar geleden. En ook toen hij vroeg welke straf Jezus moest krijgen, riepen duizenden blije gezichten: “Kruisigen!”
Ik vroeg me toen af: waarom dóen ze dat? Waarom zegt het Nederlandse volk niet voor deze ene keer, voor de verandering én de vorm, dat niet Barabbas, maar Jezus vrijgelaten moet worden? Het simpele antwoord dat je kunt geven is natuurlijk: omdat ze dat horen te doen. Omdat dat is zoals het is gegaan. Omdat de regisseur ze dat heeft gevraagd. Op het eerste gezicht prima redenen. Het ís immers geschiedenis en het verandert niks meer áán die geschiedenis. Bovendien, ze hebben niet écht gevraagd om het bloed van René van Kooten, de Jezus van dienst. Maar toch.
Sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me, zeggen ze. Zeggen ze. Als die mensen 2.000 jaar geleden hun mond hadden gehouden, was de wereld een heel andere geweest. Dan was er misschien een heel andere man aan het kruis gestorven en was Jezus gewoon verder gegaan met z’n tournee. En, ook al gíng René van Kooten niet spread eagle aan het kruis en ook al wás het maar toneel, je zegt nogal wat als je Jezus de kruisigingsdood toewenst. Ik ben niet zo gelovig, maar ik weet niet of ik het uit m’n strot zou kunnen krijgen. En toch stond iedereen daar, met z’n oh-wat-leuk-we-komen-op-tv-hoofd, te roepen dat ie eraan moest, die Jezus. Net als iedereen destijds met z’n oh-wat-leuk-we-komen-in-de-Bijbel-hoofd stond te roepen. Wat zou het een heldendaad zijn als iedereen daar zou denken: “Not this time!,” en in koor zou roepen: “Jezus van Nazareth vrij! Jezus van Nazareth vrij!” Het zou misschien een 2.000-jaar oude paastraditie om zeep helpen, maar met terugwerkende kracht een grootse daad van burgerlijke ongehoorzaamheid en medemenselijkheid zijn. Het publiek zou hebben laten zien dat het wel degelijk uitmaakt wat je zegt.