Jezus van Nazareth vrij!

Het is Pasen, na Kerst Jezus’ grootste feestje. Een tijd van tradities. Dankzij Bach hebben we bijvoorbeeld de Matthäus-Passion. En dankzij de EO en de RKK hebben we sinds een paar jaar ook The Passion. Een muziekspektakel waarbij de zangers en al-dan-niet-amateur-acteurs door een Nederlandse stad trekken en doen alsof ze Jezus en zijn apostelen zijn en de stad Jeruzalem is. Ik moet zeggen, een mooi evenement, dat niet alleen christenen en niet-christenen bij elkaar brengt, maar ook qua dramatiek goed in elkaar zit. Een goeie traditie, al is ie noch jong.

Afgelopen donderdag was het (dus) Witte Donderdag, de dag waarop Jezus verraden werd door zijn ‘vriend’ Judas en aan het kruis gespijkerd om te sterven voor een paar vage bij elkaar geraapte beschuldigingen, die het nu niet zouden redden in een rechtbank. Het – voor mij – meest trieste moment in deze geschiedenis is waarop de Romeinse baas van de toenmalige provincie Judea, Pontius Pilatus, het volk vraagt wie er vrij gelaten moet worden, Barabbas of Jezus. Het schijnt namelijk een goed gebruik te zijn geweest in Jeruzalem om met Pasen één vonnis te cancelen op basis van de voorkeur van het volk. Pasen is per slot van rekening ook voor criminelen een beetje feest. Barabbas was een beruchte criminele oproerkraaier (of oproer kraaiende crimineel). Jezus was een weldoener met een grote mond. Beiden hadden de doodstraf gekregen. Gemakkelijke keus voor het volk, zou je zeggen – helemaal met de kennis van achteraf. Het volk zou Jezus moeten kiezen, zodat hij vrijgelaten zou worden.

Verwarrend feitje is, dat Barabbas’ voornaam ook Jezus was, maar volgens de overlevering had het Joodse volk geen last van naamsverwarring. Op de vraag van Pilatus riep het volk in koor en zonder twijfel: “Barabbas vrij!” En zo geschiedde. Barabbas mocht gaan in vrijheid en Jezus moest alsnog sterven. Het schijnt dat Pilatus het volk ook nog heeft gevraagd welke straf Jezus zou moeten krijgen en dat ze toen, wederom in koor, riepen: “Kruisigen!” Niet alleen lieten ze hiermee een van de grootste helden van de menselijke geschiedenis sterven, ze gunden hem ook nog een zeer pijnlijke en trage dood. Dat zouden wij natuurlijk tegenwoordig nóóit doen.

In Den Haag werd dit lijden van Christus, The Passion, afgelopen donderdag ook weer ‘gevierd’. Zoals gezegd staan bekende zangers en amateur-acteurs hierin centraal. Maar, ook het publiek krijgt een rolletje, en wel bij het genoemde trieste moment waarop Jezus, na verraden te zijn door zijn vrienden, ook nog even verraden wordt door zijn eigen volk. Het publiek was goed geïnstrueerd, want toen de acteur Tom Jansen, die Pontius Pilatus speelde, het volk vroeg wie er vrij gelaten moest worden, riepen ze luidkeels en veelvuldig: “Barabbas!” Net als 2.000 jaar geleden. En ook toen hij vroeg welke straf Jezus moest krijgen, riepen duizenden blije gezichten: “Kruisigen!”

Ik vroeg me toen af: waarom dóen ze dat? Waarom zegt het Nederlandse volk niet voor deze ene keer, voor de verandering én de vorm, dat niet Barabbas, maar Jezus vrijgelaten moet worden? Het simpele antwoord dat je kunt geven is natuurlijk: omdat ze dat horen te doen. Omdat dat is zoals het is gegaan. Omdat de regisseur ze dat heeft gevraagd. Op het eerste gezicht prima redenen. Het ís immers geschiedenis en het verandert niks meer áán die geschiedenis. Bovendien, ze hebben niet écht gevraagd om het bloed van René van Kooten, de Jezus van dienst. Maar toch.

Sticks and stones may break my bonesbut words will never hurt me, zeggen ze. Zeggen ze. Als die mensen 2.000 jaar geleden hun mond hadden gehouden, was de wereld een heel andere geweest. Dan was er misschien een heel andere man aan het kruis gestorven en was Jezus gewoon verder gegaan met z’n tournee. En, ook al gíng René van Kooten niet spread eagle aan het kruis en ook al wás het maar toneel, je zegt nogal wat als je Jezus de kruisigingsdood toewenst. Ik ben niet zo gelovig, maar ik weet niet of ik het uit m’n strot zou kunnen krijgen. En toch stond iedereen daar, met z’n oh-wat-leuk-we-komen-op-tv-hoofd, te roepen dat ie eraan moest, die Jezus. Net als iedereen destijds met z’n oh-wat-leuk-we-komen-in-de-Bijbel-hoofd stond te roepen. Wat zou het een heldendaad zijn als iedereen daar zou denken: “Not this time!,” en in koor zou roepen: “Jezus van Nazareth vrij! Jezus van Nazareth vrij!” Het zou misschien een 2.000-jaar oude paastraditie om zeep helpen, maar met terugwerkende kracht een grootse daad van burgerlijke ongehoorzaamheid en medemenselijkheid zijn. Het publiek zou hebben laten zien dat het wel degelijk uitmaakt wat je zegt.

Afgunstige moraalridders

Vorige week zag ik op de A27 hoe een Hyundai Atos het opnam tegen een Volvo V70. Het was het klassieke gevecht tussen de eigen-autobezitter-met-niet-zo-veel-geld-voor-een-serieuze-nieuwe-auto en de lease-auto-rijder-met-genoeg-salaris-voor-een-dure-auto. Het was een ongelijk gevecht.

En, door de manier waarop het gebeurde, was het ook een beetje een zielig gevecht. De Hyundai Atos voegde in op de snelweg, die drie banen telde, op de plek waar net de V70 langs kwam op de middenstrook. De Atos reed, ondanks zijn 1 liter-motor en 63 pk, al snel harder dan de V70, maar omdat die laatste op de middenstrook reed, de Hyundai optrok op de rechterbaan én er een auto vóór de Hyundai reed die even hard reed als de Volvo, moest de arme Koreaan in de remmen. Niet handig van de Hyundai-meneer, maar – als je het heel precies wilt bekijken – ook niet handig van de Volvo-meneer. Die had al veel eerder naar rechts kunnen gaan, zodat sneller verkeer gemakkelijker kon inhalen.

Goed, tot zover kun je denken: SFW*? Waarom deze play by play-analyse van iets sufs als snelwegmanoeuvres? Relax, dit was het voorspel. Na het voorspel besloot de Hyundai-meneer dat deze Volvo-meneer een lesje moest krijgen. Nadat de Volvo hem had ingehaald op de middenstrook, ging hij zelf naar de linkerbaan, haalde de V70 in, bleef even langszij rijden en ging toen vóór de Volvo rijden. Om daarna z’n gas los te laten. De Volvo ging, met de onaangedane beweging van een oudere hond die geplaagd wordt door een te wilde puppy, een baantje naar rechts, waarop de Hyundai datzelfde deed en weer langzamer ging rijden. Dit muis- en katspelletje herhaalde zich een paar keer, totdat de Hyundai Atos, met alle power die ie onder de motorkap heeft liggen, er nijdigjes vandoor ging.

Dit snelweggevecht, dat al met al zo’n 20 seconden duurde, gaf me wat vermaak zo op de saaie ochtendrit. Maar vooral vroeg ik me af waarom mensen dit nou toch doen. Ik kan natuurlijk alleen maar invullen wat de Hyundai-man bezielde. Ik vermoed dat er een soort van afgunst achter moet hebben gezeten die dieper ging dan de prijs van de auto. “Daar heb je er weer zo een. Met zo’n dure wagen, die denkt dat ie de hele wereld bezit. Zo maar op de middenstrook rijden en dan niet eens hard.” Zoiets. Als een afgunstige moraalridder.

Thing is, ik denk écht niet dat de Volvo-meneer überhaupt bezig was met die Hyundai. En is dat niet de dubbele tragedie van dit soort dingen? De ene mens maakt zich druk om wat een ander heeft en doet, vanuit een soort materieel en sociaal minderwaardigheidsgevoel, dat hij in z’n hoofd om heeft gedraaid tot een ethisch meerderwaardigheidsgevoel door de ander allerlei slechte eigenschappen toe te dichten. En de ander maakt zich te weinig druk om de uitstraling die hij heeft en het effect daarvan op de mensen om hem heen.

Als je de een bent, en te veel bezig bent met wat anderen hebben en doen, snap dan dat die ander echt niet tegen jou is, maar waarschijnlijk vooral voor zichzelf. Als je lekker hard wilt rijden in je eigen kleine autootje, rij dan gewoon lekker hard in je autootje. En als je de ander bent, en te weinig bezig bent met wat anderen (niet) hebben en doen, open dan je ogen en geef de kleine autootjes om je heen de ruimte om lekker hard te rijden.

*So F-ing What

Erdogan, Rutte en Asscher kunnen nog veel leren van puppy’s

Premier Tayyip Erdogan van Turkije komt donderdag as. naar Nederland en Rutte zal ’m wel ’s vertellen dat ie zich niet moet bemoeien met de manier waarop wij kinderen in adoptiegezinnen onderbrengen. Vice-premier en minister van Sociale Zaken Asscher heeft in de afgelopen weken hierover het vuurtje al goed opgestookt. In de pers doet hij stoere uitspraken waarin onze normen en waarden worden verdedigd. Als wij kinderen uit moslimgezinnen bij lesbische vrouwen willen plaatsen, dan is dat ónze keus! Inmiddels duikelen de politici over elkaar heen om in de media hun ongenoegen over de Turkse regering te uiten. Wilders zegt dat Erdogan niet welkom is. “Moven,” moet Tayyip als het aan Geert ligt.

Vandaag hebben wij onze pup, Flip, in huis gekregen. Zo’n lief baasje! Ik heb, na de eerste zes uur, nog steeds geen spijt van onze keus om hem te nemen. Integendeel. Hij is top. Om ons voor te bereiden op Flips komst hebben we een paar opvoedboeken over puppy’s gelezen. Belangrijkste les daarin: beloon gewenst gedrag en negeer ongewenst gedrag. Dus, als je puppy plast als je hem uitlaat, geef hem dan een snoepje en overstelp hem met gejubel. Als je puppy aan de gordijnen hangt, negeer hem dan volkomen. Als je hem in zo’n geval er vanaf probeert te rukken, zal hij leren dat in de gordijnen hangen aandacht betekent. En aandacht is voor een hond (bijna) net zo lekker als snoepjes.

Vanwaar deze twee anekdotes in één column? Nee, niet omdat mijn vriendin en ik een lesbisch stel zijn en onze pup uit een moslimgezin komt. Wel omdat ik bij het nieuws vanavond aan deze belangrijke opvoedkundige les dacht: als je vindt dat de Turken ten onrechte zich bemoeien met ons binnenlandse beleid, negeer ze dan. Geef Erdogan op z’n bezoek aan ons land de luxe-behandeling en doe net alsof die hele situatie-Yunus niet bestaat. Ik denk dat Erdogan dan eerder – eerder, niet zeker – zich achter z’n oren krabt of die hele heisa in zijn land wel ergens op slaat. Nu, met al dat spierballengeleuter, zal ie zich juist gesterkt voelen in zijn overtuiging dat jongetjes een leven vol ellende tegemoet gaan als ze door twee vrouwen worden opgevoed.

Maarten en Whoopi

Een paar dagen terug was Whoopi Goldberg te gast bij College Tour – je weet wel, met Twan Huys. Het idee van het programma is dat de studenten ook zelf vragen mogen stellen aan de gast. Op een gegeven moment stond ene Maarten op. Hij zei haar dat hij veel te danken had aan Whoopi’s appearance in Star Trek. Ms. Goldberg speelt daarin Guinan, iemand die schijnbaar de beste vriend is van de captain, Jean-Luc Picard.

Maarten is licht autistisch, zo vertelde hij. Dankzij Guinan werd hij een trouwe kijker van Star Trek en later is hij zelfs lid geworden van de Star Trek-fanclub. In die fanclub heeft hij geleerd om te gaan met lastige sociale situaties. Als bewijs van zijn ‘sociale vorderingen’ haalde hij aan dat hij bijvoorbeeld getrouwd is en, niet onbelangrijk, nu daar zo, voor het oog van de camera, veel onbekenden en Whoopi Goldberg op was gestaan en dit zei.

Als dank voor zijn woorden, stond Whoopi op, liep naar hem toe en gaf hem een dikke hug. Maarten, volledig overrompeld, bedankte haar en zei dat hij van haar hield. Toen Whoopi eenmaal weer zat, wist Maarten nog net te zeggen dat hij een poster had meegenomen. Of ze… “I will do that right after the show,” zei Whoopi. Zij en Maarten hadden inmiddels aan twee woorden al genoeg.

Wat ik er zo mooi aan vond, is dat deze jongen niet probeerde indruk te maken. Bij veel van de andere vragen van de studenten kreeg ik de indruk dat ze stiekem hoopten dat Whoopi en/of het Nederlandse publiek opveerden van hun vraag, hun complimenteerden met hun spitsvondigheid, waarna de rest van College Tour over hen ging in plaats van over Caryn Elaine Johnson (de echte, minder rare naam van Whoopi). Ik overdrijf nu, maar in tegenstelling tot de rest, stond deze Maarten hier echt, volledig, zichzelf te wezen. En dat merkte je. Dat merkte Caryn. Dat was mooi.

Voor het fragment van Maarten en Whoopi zie hier.

Kruidvat, dit keer verrassend, altijd voordelig

Vandaag was ik met mijn vriendin in de plaatselijke Kruidvat. Daar is nu een ‘2+1 gratis’-actie. Van verschillende merken mag je drie producten halen en dan hoef je er maar twee te betalen. Ook wij moeten in deze economisch zware tijd op de kleintjes letten, dus wij pikten graag een graantje mee van deze aanbieding.

Op van die opzichtige kartonnetjes, die in de rails voor de schappen waren geschoven, kon je zien welke merken allemaal onder de actie vallen. Die kaartjes waren weliswaar opzichtig, maar alleen de tekst “2+1 GRATIS” was goed leesbaar. Om te zien welke merken in de aanbieding waren, moest je ze van dichtbij bekijken. M’n vriendin boog naar voren om dat te doen, maar nét toen ze dat deed, griste een medewerkster van het Kruidvat het kartonnetje waar ze naar keek weg. Gelukkig waren er nog andere kartonnetjes over en is m’n vriendin niet snel uit het veld geslagen. Dus, ze boog zich snel naar een ander kartonnetje. Ook dát werd door de medewerkster onder haar neus weggegrist. We keken elkaar even half-verbouwereerd, half-geamuseerd aan, waarna ik vroeg: “Is de actie voorbij?” De medewerkster antwoordde: “Nee, hoor. Ik haal ze er vast af, want anders ben ik om zes uur, half zeven hier nóg niet weg.” (Het was half vijf.) Ik zei met opgewekte toon: “Ja, dat kan natuurlijk niet.” Na een korte pauze vervolgde ik: “We wilden graag zien wat er op het kaartje staat,” waarop de Kruidvatster me een van de kartonnetjes gaf onder de woorden: “Je mag er wel eentje hebben, hoor.” Ze legde vervolgens gemoedelijk uit dat de aanbieding ook gold voor drie verschillende producten en/of verschillende merken.

Het geheel speelde zich af in een prima sfeer. Wát we tegen elkaar zeiden en hóe we dat zeiden was allemaal vriendelijk en volgens mij oprecht goed bedoeld. Maar wat de Kruidvat-medewerkster deed, was op z’n zachtst gezegd opvallend. Én typisch.

Typisch aan Nederlands winkelpersoneel van grote ketens is dat het de ongeschreven regel heeft: winkelsluitingstijd is einde werktijd. Waar je ook komt, een half uur voor sluitingstijd wordt alles opgeruimd, een kwartier voor sluitingstijd gaat de deur op slot en klokslag sluitingstijd worden de laatste klanten die durfden te blijven de deur uitgeveegd, waarna het personeel het licht uitdoet en zelf ook naar huis gaat. Ik vind het een debiele gewoonte, maar júist omdat het een gewoonte is, kun je het een individuele winkelbediende niet kwalijk nemen. This is how we do it. Het is de cultuur, weet je. Ergens is daar iets misgegaan. Ergens is men vergeten winkelmedewerkers eraan te herinneren dat die mensen, die hun schappen leeg maken, die zij dan weer moeten bijvullen, klanten zijn. En dat zal dan wel komen doordat een winkelketen tegenwoordig zó bezig is met goedkoop zijn, dat er geen geld meer is om aandacht te hebben voor het personeel.

Maar, het blijft opvallend. Hoe gericht-op-je-eigen-werktijd moet je zijn om niet door te hebben dat een klant iets probeert te lezen dat jij voor haar neus wegrukt en dat het niet de bedoeling is dat je dat doet? De medewerkster reageerde immers niet met een verontschuldiging, maar met een reden. Ze zei niet: “Oh, sorry, ik was wat te gehaast.” Nee, ze zei: “Ik haal ze er vast af, want anders ben ik om zes uur, half zeven hier nóg niet weg.” Alsof wij het dan wel zouden begrijpen.

Ik vermoed dat een bedrijf als A.S. Watson Health & Beauty Continental Europe BV (de moeder van Kruidvat) geen geld, tijd en aandacht stopt in zijn winkelpersoneel, en dat het personeel zelf doorgaans niet kiest voor dit werk vanwege de ‘zelfontplooiingsmogelijkheden’. Toch geloof ik dat dit soort achteloosheid richting klanten niet nodig is. Draai het om. Het enige wat wij, de klanten, moeten doen, is het personeel wakker schudden. Als ze jou negeren, negeer hun dan niet terug. Zeg vrolijk iets tegen ze, waardoor ze eraan herinnerd worden dat zij echt iets kunnen betekenen voor jou. Als genoeg mensen hun vriendelijk wakker schudden, zal er een moment komen dat ze iets wíllen betekenen. En geloof me, iets betekenen voor iemand is veel leuker dan zorgen dat je alle kartonnetjes op tijd hebt omgewisseld.

Klinkt dit stom? Bedenk dan dat het niet zo is dat, als bedrijven en medewerkers het overal laten afweten, klanten ook chagrijnig moeten gaan lopen doen. De klant is dan juist de laatste hoop. Nog steeds stom? Ga dan naar een (duurdere) boutique-achtige winkel of, als je vooral voor voordeel gaat, gewoon niet meer zeuren over ongeïnteresseerde bediening.

Lekker lui lelijk lullen

Ik sprak een tijdje terug iemand die zei dat hij op een missie was. Hij wilde iedereen het napraten afleren. Hij werd er gek van dat mensen hun mening eigenlijk te vaak lenen van anderen. Zo vertelde hij dat een van zijn cliënten klaagde over allochtonen. Toen hij vroeg of de man zelf slechte ervaringen had gehad met onze medelanders, moest die toegeven dat hij best wat allochtonen kende en dat ze eigenlijk allemaal vriendelijk waren.

Ik moest aan deze missie denken toen ik afgelopen maandag begon met een nieuwe adviesopdracht (mijn day job is organisatieadviseur). Ik was door verschillende mensen gewaarschuwd voor de projectleider aan de klantkant met wie ik zou gaan samenwerken. Een man van in de 60 met gebruiksaanwijzing die soms bot uit de hoek kon komen, was de beschrijving. Een typische uitspraak was: “Oh, ga je met [die en die] samenwerken?! Nou, dan staat je wat te wachten!”

Als reactie op een mail waarin mijn komst werd aangekondigd had de projectleider geschreven: “Welkom Olav!!!!” In het eerste gesprek dat ik met hem had aan de telefoon was hij gewoon vriendelijk. Als ik iets moet opmerken daarover is het dat hij ongewoon open was over zijn eigen valkuilen. En toen ik maandag face to face met hem kennismaakte, hebben we een uur lang over onszelf gesproken. We hebben gelachen, elkaar pittige vragen gesteld en over onze geliefden, muziek en boeken schrijven gepraat. Daarna zijn we aan het werk gegaan.

Het is zó gemakkelijk – en daarom zo verleidelijk – om wat een ander zegt voor waar aan te nemen. Je hoeft er niet over na te denken en je kan je energie gebruiken voor ‘belangrijker’ dingen. Uit onderzoek blijkt bovendien dat onze hersenen meer zijn ingesteld op het bestraffen van oneerlijk gedrag dan op het belonen van edelmoedigheid. Als we slecht over iemand praten worden de genotscentra in onze hersenen geactiveerd. Het is dus veel gemakkelijker én lekkerder om een slecht verhaal over iemand te geloven en na te praten dan eerst te zien en dan te geloven. En die ander, van wie we het slechte verhaal hebben gehoord, praat ook liever slecht over een ander, dus de kans dat die het heeft aangedikt is groot.

Als we slecht praten over anderen of die slechte verhalen klakkeloos overnemen hebben we het dus vaak mis. En als we het mis hebben, sluiten we anderen onterecht uit. Ik denk daarom dat ik er ook míjn missie van ga maken: praat niet na!

Het Boer Martin Effect

Ik heb een levensles geleerd van Boer Zoekt Vrouw (BZV) of, beter gezegd, van boer Martin en zijn Wilma.

Van juni tot december zat ik met mijn vriendin in Oostenrijk. Die zomer was BZV onze enige ‘culturele’ band met Nederland. Trouw keken we elke maandag op uitzendinggemist de aflevering van de zondag ervoor. Eigenlijk al vanaf de speed date, maar helemaal nadat hij zijn drie logés had gekozen, wisten we het zeker: boer Martin gaat voor Swaen. De andere twee dames, José en Wilma, waren niet zijn type. Dat wísten we gewoon.

We waren echt verbaasd en zelfs een beetje teleurgesteld toen boer Martin niet voor Swaen, maar Wilma koos. We hebben nog een tijdje volgehouden dat Martins keus een verstandelijke was en dat hij zijn gevoel had uitgeschakeld. Wilma was namelijk een betere moeder voor zijn vier kinderen. Dát was de reden. Maar na de citytrip naar Krakau was er geen twijfel meer: boer Martin en Wilma waren verliefd op elkaar.

De les? De smaak van iemand is de smaak van die persoon. Wat mijn vriendin en ik als de ideale vrouw voor Martin hadden bedacht, was de ideale vrouw ‘voor ons’. Wat wij dachten dat zo goed bij Martin paste, was pure projectie van wat wij leuk vinden in een mens. Wisten wij veel van welk soort vrouwen Martin houdt.

Overigens hebben we een nog ergere ‘ah neeeeeeeee’-Erlebnis gehad bij de keus van boer Willem voor Klaas. Willem had voor Jurjen moeten kiezen! Jurjen was veel liever, leuker en eerlijker dan die houten Klaas. Maar, omdat Willem-en-Klaas een nogal kansloze missie bleek gedurende de citytrip, en je daarom nog altijd kunt twisten of Jurjen niet tóch de betere keus was geweest, noem ik dit effect niet het Boer Willem Effect, maar het Boer Martin Effect: de projectie van eigen voorkeuren op die van een ander.

En wat maakt dit een levensles? Welaan, het feit dat ik er zó van overtuigd was dat Martin voor Swaen ging en het zó duidelijk was dat ik er naast zat, maakt dat het voor mij blijvend in m’n systeem is gegrift. Ik zie nu hoe simpel het is om voor een ander te denken, hoe snel dat gaat. Noem het kneuzig dat ik daar BZV voor nodig had, maar dat is nou eenmaal zo.

Bovendien, het Boer Martin Effect (BME) is overal. Een bekende van me heeft sinds een tijdje een vriend. De familie was er na een aantal ontmoetingen van overtuigd dat ook deze jongen niet de ware is, waarna ze overgingen tot de orde van de dag. Ze lieten de jongen links liggen. Uit de commentaren op het gedrag van de vriend kon ik afleiden dat de knul gewoon niet zo hun type was. Zíj zouden hem nooit hebben uitgekozen. Maar dat is nou juist het punt! Zíj kiezen hem niet. Hun (klein)dochter, zus, nichtje kiest hem.

Dat het overal is, merkte ik ook tijdens mijn skivakantie. Ik raakte in gesprek met een stel Oostenrijkers over nagesynchroniseerde films. In Oostenrijk wordt bijvoorbeeld de stem van Robert de Niro altijd ingeruild voor die van ene Christian Brückner. Ik snapte niet hoe je niet kunt willen weten hoe Robert de Niro klinkt. Die man is toch gecast op basis van zijn gehele persoonlijkheid; uiterlijk, uitstraling én stem?! Maar, de Oostenrijkers snapten niet waarom je die fan-tas-ti-sche stem van Christian Brückner zou willen inruilen voor een of andere stem die je nog nooit hebt gehoord. Dat Engels was bovendien te moeilijk te volgen, alsof ik naar Duits met een zwaar dialect moest luisteren. Ik op mijn beurt snapte weer helemaal niet hoe je die stem van Brückner mooi kunt vinden (click and check it out).

Kortom, we snapten elkaar niet. Of, beter gezegd, we konden het niet met elkaar eens worden. Wie heeft er dan gelijk? Allebei, is het voor de hand liggende antwoord, maar de wetten van de logica zeggen dat dat niet kan. Je kunt het niet oneens zijn en toch allebei gelijk hebben. Er móet dus iets achter liggen dat deze twee werelden weer bij elkaar brengt.

Het gaat natuurlijk allemaal om opvoeding – of nurture of cultuur, hoe je het maar wilt noemen. Mensen houden van bepaalde dingen en (kenmerken van) andere mensen, doordat ze in hun omgeving gewend zijn geraakt aan die dingen en kenmerken. Het vervelende is, mensen hebben via datzelfde mechanisme een hekel aan bepaalde dingen en kenmerken. Wat voor de een het mooiste op aarde is, kan voor de ander superafstotelijk zijn. Ziehier het probleem van de multicultisamenleving. Het klinkt heel gezellig, maar als puntje bij paaltje komt, vermijden we liever die gekke andere mensen met hun rare gebruiken. Dat is misschien niet handig, maar ook niet onbegrijpelijk.

Het klinkt simpel en misschien zelfs cliché om te zeggen dat je je niet moet bemoeien met keuzes van smaak van anderen. Over smaak valt niet te twisten and all that. Maar, het is denk ik vooral belangrijk om iets te doen met dat simpele cliché, áls het je wat waard is. Als het niet zo belangrijk is, kun je het ook ontwijken. De Oostenrijkers en ik hebben besloten om geen films samen te kijken en ik ga gewoon niet met Wilma samenwonen. Maar, in het geval van de nieuwe vriend negeerde de familie de vlam van hun (klein)dochter, zus, nichtje, waardoor de jongen zich een tijdlang hoogst ongelukkig voelde. En ook hun eigen (klein)dochter, zus, nichtje voelde zich verdrietig en boos. Daar moet je als familie wat mee.

Ik zeg: denk aan boer Martin, realiseer je dat jouw eigen voorkeuren de jouwe zijn en dat het geluk van je naasten het belangrijkst is en praat met die jongen. Vraag ’m naar wat hem bezighoudt, waar ie vandaan komt, waar ie blij van wordt. Of je nou de grootste vrienden wordt of niet, je laat tenminste zien that you give a damn. En, je komt in ieder geval tot de ontdekking dat hij ook gewoon een mens is. Dat hebben we allemaal gemeen.