Bewindspersonen, ambtenaren, timmermannen: allemaal prutsers

‘Hij heeft dus de plint maar tot de helft gemaakt. Dat ziet er niet uit. En op een andere plek heeft-ie de plint zo onder de plafondtegels gedaan dat de plint de tegel eruit drukt. Denkt-ie dan echt helemaal niet even na? En die koof heeft-ie dus maar voor de helft afgemaakt.’

Terwijl ik door de nieuwe praktijk van mijn vriendin liep, zuchtte en steunde ik aan de ene kant van de lijn over het prutswerk van de timmerman, dat bol leek te staan van desinteresse, haast en onkunde. Aan de andere kant deed mijn vriendin net zo hard mee.

Een paar dagen later liep ik met dezelfde timmerman door de praktijk. Hij legde aan de aannemer uit wat hij tot dan toe had gedaan.

Na zijn uitleg bleken de twee dingen die me opgevallen waren over de plafondplinten inderdaad niet handig gedaan. De aannemer legde in een paar simpele bewoordingen aan de timmerman van dienst uit hoe hij zijn werk moest aanpassen.

We hadden ons enorm lopen opfokken over futiliteiten die ook en vooral ontstaan waren met de beste bedoelingen.

Nu had ik dus inderdaad gelijk over de kwaliteit van het werk. Maar toch bekroop me een gevoel van schaamte.

Ten eerste had ik over die twee missers heel hard lopen klagen tegen mijn vriendin. Alsof hij he-le-maal niks kon, die man. En dat terwijl het om een paar kleine dingen ging, die heel snel te herstellen waren.

Ten tweede bleek uit zijn uitleg dat de beste man er echt wel over na had gedacht. Hij had misschien verkeerde afwegingen gemaakt, die niet getuigden van al te veel inzicht. Maar hij hád erover nagedacht. Hij had gewoon zijn best gedaan.

Geen sprake van desinteresse of onwil.

We hadden ons dus enorm lopen opfokken over futiliteiten die ook en vooral ontstaan waren met de beste bedoelingen.

Net zoals ik me stoor aan Covid-complotdenkers, zo irriteren mensen me die in de toeslagenaffaire allerlei samenzweringen zien.

Regelmatig stoor ik me aan mensen die klagen over het slechte coronabeleid van de regering.

En dan niet omdat het beleid slecht is. Dat is niet de reden dat ik me eraan stoor. Ik kan het beleid inmiddels ook niet goed meer volgen. Nee, ik stoor me eraan vanwege de insinuerende toon in het geklaag.

De klagende mensen praten over de Nederlandse regering alsof die moedwillig ons van de ene regel naar de andere stuurt, ons expres onveilige vaccinaties laat nemen en met voorbedachte rade de kroegen te vroeg opengooit.

Net zoals ik me stoor aan deze kleine Covid-complotdenkers, zo irriteren mensen me die in de toeslagenaffaire allerlei samenzweringen zien.

Die de Belastingdienst van sluwe plannetjes verdenken om arme burgers tienduizenden euro’s af te troggelen. Of die met argwaan praten over de bewindspersonen, alsof die, om allerlei duistere redenen, ambtenaren uit de wind willen houden voor hun rol in het duperen van ouders.

Er is amper verschil tussen ministers, staatssecretarissen en ambtenaren en onze timmerman.

Misschien komen ministers, staatssecretarissen en ambtenaren iets meer in een positie om doelbewust foute dingen te doen, maar ik denk dat ze, net als onze timmerman, vooral onkunde te verwijten valt.

Wat ministers, staatssecretarissen en ambtenaren anders maakt dan onze timmerman is dat hun speelveld een stuk ingewikkelder is. Ze hebben met wetten, grote hoeveelheden burgers, media, grote sommen geld en allerlei historie te maken. Onze timmerman had met stucwerk, plafondtegels, plafondplinten en een nietpistool te maken.

Maar verder is er geen verschil.

Vrijwel alle mensen – bewindspersonen, timmermannen en ambtenaren – doen hun werk met de beste intenties. Ze komen echter in situaties terecht waarin ze onkundig zijn, niet bij machte om te doen wat wij van ze hopen.

Bij de een is de grens, waar kundig overgaat in onkundig, wat eerder bereikt dan bij de ander. Maar iedereen heeft die grens. Niemand is almachtig.

We willen lekker lui zeuren als we moe of gestrest zijn.

En wij, die andere mensen, degenen die oordelen over vrijwel alle mensen – bewindspersonen, timmermannen en ambtenaren – laten ons te vaak leiden door ons primitieve brein. Dat wil oordelen over onbekenden. Dat iemand de schuld wil geven als iets ons verdrietig maakt. Dat lekker lui wil zeuren als het moe of gestrest is.

Ik snap dat ik zeurde over de timmerman, omdat ik moe was van de verbouwing die al veel te lang was uitgelopen en geen zin had in wéér een moeilijk gesprek met de aannemer.

Maar ik vervloekte mezelf toen ik besefte dat ik zo oordelend en kwaad had gedacht over de timmerman. En ik hoop dat ik hiervan weer iets geleerd heb voor een volgende keer.

In vrijwel alle gevallen hebben we niet te maken met machtswellustelingen en manipulators, maar met prutsers.

En ik snap dat de Nederlandse burger zijn onvrede over deze ellendige coronaperiode ergens kwijt wil en dat hij moe is van bijna anderhalf jaar onzekerheid en beperkingen.

Ik snap dat mensen in hun wanhoop over het moeten terugbetalen van tienduizenden euro’s schuldigen willen zien hangen. En ik kan zelfs ergens wel begrijpen dat kamerleden alles aangrijpen om de camera en hashtags op zich gericht te krijgen.

Maar ik hoop van ganser harte dat iedereen die oordelend en kwaad denkt over wie dan ook beseft dat-ie in vrijwel alle gevallen niet te maken heeft met onwelwillenden, manipulators of machtswellustelingen, maar met prutsers.

Net als zijzelf.

We doen moeilijk omdat we het goed willen doen

Onze dochter gaat van school wisselen. Na de zomer begint ze in groep vier op een school in Baarn, nadat ze drie jaar in Hilversum op school heeft gezeten. We hebben het haar gisteren verteld.

Eerst stilte. Toen de vraag of haar grote vriendinnen ook meegaan. ‘Nee.’ Toen tranen.

Na een uur begon ze vragen te stellen en uiteindelijk zei ze: ‘Ik vind het een goede keuze.’

Vanochtend ging ze vrolijk naar school en heeft ze het haar klasgenootjes zelf verteld.

We zijn trots op ons meisje.

En ik ook wel op ons, haar papa en mama.

Uiteindelijk gaat alles op de basisschool voorbij.

Het proces om te komen tot deze ‘goede keuze’ kwam namelijk in een stroomversnelling toen we beseften dat de enige constante voor een jong kind uiteindelijk het gezin is waar het in opgroeit.

Ja, vriendjes zijn belangrijk. Ja, de juf is belangrijk. Ja, het is een enorme pre als het schoolgebouw fijn is.

Maar uiteindelijk gaat dat allemaal voorbij.

Loulou’s beste vriendin van een halfjaar geleden is allang haar beste vriendin niet meer. In haar volgende klas op haar huidige school zou ze een juf krijgen die (volgens ons) veel minder bij Loulou past. En dat kneuterige gebouwtje heeft ook wel z’n makken.

Als Loulou in Baarn naar school gaat, gaat ze naar school in de plaats waar haar huis staat, waar haar ouders hun kantoor hebben en waar de velden liggen waar ze op sport. Dan kan ze zelf naar en tussen die plekken pendelen en zelf bij haar school- en sportvriendjes op bezoek.

En het geeft rust.

Er zijn zoveel dingen die we compliceren. Vanuit de behoefte om het zo goed mogelijk te regelen.

Rust die we nu niet hebben, omdat we elke dag twee uur moeten fietsen – en meer als ze bij iemand blijft spelen en we weer onverrichter zake naar huis fietsen, om twee uur later weer naar Hilversum te fietsen om haar op te halen.

En dat geeft rust in haar gezin. Meer tijd voor elkaar. En een minder gestreste papa en mama.

Toen we het besluit nog één keer overdachten, eergisteravond in bed, zei ik hardop denkend tegen mijn vriendin: ‘Weet je… eenvoud geeft rust. Als je dingen compliceert, moet je voor alle complicaties oplossingen bedenken.’

Er zijn zoveel dingen die we compliceren. Vanuit de behoefte om het zo goed mogelijk te regelen.

Van de toeslagenaffaire tot de keus voor het kerstpakket van volgend jaar.

We wilden de fijnste school, met de fijnste kinderen, de fijnste juf en het fijnste gebouw. Daardoor verloren we uit het oog wat voor Loulou op termijn het allerbelangrijkst is: haar gezin.

Hoe ver zijn we met andere dingen van de basis afgedreven vanuit de behoefte om het zo goed mogelijk te regelen? Hoe ver zijn we van de eenvoud af, waardoor we allemaal oplossingen aan het bedenken zijn om de complexiteit te managen?

Van de toeslagenaffaire tot het werkoverleg waar iedereen zijn mail zit bij te werken en de keus voor het kerstpakket van volgend jaar.

Voor ons was het signaal dat we aan het overcompliceren waren dat we er simpelweg en vaak letterlijk moe van werden. Misschien is dat wel de wake-upcall voor al die andere dingen die we met z’n allen onnodig complex hebben gemaakt: dat je er moe van wordt.


Olav de Maat is schrijver, ondernemer en organisatieadviseur. Hij heeft een Facebookpagina, een hond, een dochter en een vriendin.