We kunnen anderen niet ‘lezen’, hoezeer we dat ook denken

Sinds een paar weken kijk ik fundamenteel en voorgoed anders naar anderen. Deze keer heeft corona er niks mee te maken – gelukkig. Nee, ik kreeg voor de verandering een inzicht van een boek.

Het boek is Duped: Truth-Default Theory and the Social Science of Lying and Deception van Timothy R. Levine, hoogleraar Communicatie aan de Universiteit van Alabama. Het is bijna vierhonderd bladzijden taaie kost over alle onderzoeken die ooit gedaan zijn over hoe goed mensen zijn in het betrappen van anderen op liegen en bedriegen. Tim heeft er zelf ruim vijftig op zijn naam staan en zijn vakgenoten hebben er nog honderden meer gedaan.

Maar het doorwerken van deze gedetailleerde uiteenzetting is het meer dan waard. Tegen het eind blijken namelijk een paar dingen die (1) zo eenvoudig zijn dat je je afvraagt waarom de rest van de communicatiewetenschappelijke wereld er zo moeilijk over heeft gedaan (en nog steeds doet) en (2) het leven zo veel lichter maken.

Mensen zijn net iets beter dan het toeval in het bepalen of iemand liegt of de waarheid spreekt, is de gedachte.

Wat meneer Levine namelijk aantoont is het volgende.

Uit alle onderzoeken die er ooit gedaan zijn naar leugendetectie komt een prachtige normaalverdeling met een piek rondom en een gemiddelde van 54 procent (zie plaatje). Dat percentage is het aandeel van de keren dat mensen juist zaten toen zij aangaven of zij dachten dat iemand in een experiment had gelogen of de waarheid had gesproken.

Percent-accuracy-observed-in-deception-detection-experiments-adapted-from-Bond

Stel je bijvoorbeeld voor dat een proefpersoon een video had gezien van iemand die iets vertelde. De proefpersoon moest vervolgens aangeven of die persoon de boel bedroog of eerlijk was.

De conclusie die al tientallen jaren getrokken wordt uit dit percentage is: mensen zijn net iets beter dan het toeval in het bepalen of iemand liegt of de waarheid spreekt. Met een muntje opgooien zou je jezelf een hoop moeite besparen en ongeveer dezelfde uitkomst krijgen, is de gedachte.

Maar alle experimenten en de daaruit voortkomende theorieën van Tims collega’s zijn de mist in gegaan. En het lijkt wel of ze allemaal achter elkaar aan de mist in zijn gereden.

Bij de meeste mensen verandert er helemaal niks als ze van een eerlijk verhaal overstappen naar bullshit.

Het allerbelangrijkste punt waar ze de verkeerde afslag hebben genomen is dat ze zich allemaal focusten op zogenaamde cues. Oftewel, ze keken naar signalen die de zenders uitzonden – hun lichaamshouding, de woorden die ze kozen, de manier waarop ze praatten enzovoort. Leken (wij, dus) denken bijvoorbeeld stelselmatig dat mensen die hun blik afwenden niet te vertrouwen zijn. En wetenschappers hebben dat ook tijden gedacht.

Maar wat toont Levine aan? Mensen zijn verrekte slecht te lezen.

Wat de een doet omdat hij iets onwaars vertelt doet de ander standaard. Wat een ander zegt als hij oprecht eerlijk is, zegt weer een ander juist als hij liegt dat het gedrukt staat. En, vooral, bij de meeste mensen verandert er helemaal niks als ze van een eerlijk verhaal overstappen naar bullshit.

En wat toont Levine nog meer aan? Als je wilt weten of iemand eerlijk is of niet, moet je je niet blind staren op hoe iemand iets zegt. Je moet gewoon de juiste vragen stellen. Je moet kijken of iemand een coherent verhaal vertelt (is dit een logische redenering), je moet proberen te ontdekken wat de context is van het vertelde (past de boodschap bij wat ik verder weet over de situatie), je moet factchecken (klopt het) en, geloof het of niet, je moet mensen op de man af vragen of ze liegen (wil-ie bekennen).

We zijn opgevoed met de gedachte dat gedrag echt heul erg belangrijk is bij het inschatten van de ander.

Het is Tim gelukt om hiermee de accuratesse van zijn proefpersonen van de schamele 54 procent naar dik in de 90 procent te krijgen. Gewoon, door de juiste vragen te stellen.

En waarom kijk ik door deze wetenschap fundamenteel en voorgoed anders naar anderen? Welaan, dat zal ik je vertellen.

Ik ben, net als bijna de hele wereld, opgevoed met de gedachte dat gedrag echt heul erg belangrijk is bij het inschatten van de ander. Hoe zit iemand erbij? Welke woorden kiest hij? Lijkt iemand zenuwachtig of komt ze zelfverzekerd over? Praat iemand onduidelijk of gebruikt hij klare taal? Kijkt iemand me aan of kijkt ze ergens anders heen?

En deze overtuiging gebruiken we niet alleen bij het checken of iemand liegt. (Overigens laat Timothy ook zien dat de meeste mensen bijna altijd eerlijk zijn en de meeste mensen anderen bijna altijd geloven zonder erbij stil te staan, dus checken of iemand liegt doen we sowieso heel weinig ten opzichte van aannemen dat iemand de waarheid spreekt.)

De wetenschap toont aan dat we anderen moeten inschatten op basis van wát ze zeggen en wat we weten over wat ze zeggen.

Deze overtuiging, dat cues genoeg zijn om de ander te ‘lezen’, gebruiken we in bijna alle interactie met anderen. Bij sollicitatiegesprekken. Bij functioneringsgesprekken. Bij presentaties. Als een agent ons aanspreekt. Als wij iemand aanspreken. Als onze partner ons iets vertelt. Als onze partner (niet) luistert naar wat wij vertellen. Als een collega zich uitspreekt over een idee dat we net hebben geopperd. Als een collega een idee oppert. Als iemand zegt boos te zijn. Als iemand zegt blij te zijn. Als iemand zegt niet boos te zijn. Als iemand zegt niet blij te zijn. Bij het goedemorgen zeggen. Bij het welterusten zeggen.

Kortom, zo goed als altijd.

Zo goed als altijd schatten we anderen in op basis van hun verbale en non-verbale gedrag dat zij vertonen op het moment dat ze ons iets vertellen. Terwijl de wetenschap ons aantoont dat we anderen moeten inschatten op basis van wát ze zeggen en wat we weten over wat ze zeggen.

We weten half niet van elkaar waarom we doen wat we doen en zeggen wat we zeggen.

Wat tonen de feiten aan over hetgeen je wilt weten?

Laat het cv van de sollicitant zien dat hij zijn mannetje staat of praat hij als iemand die zijn mannetje staat? Laat het gedrag van je collega over langere tijd zien dat hij integer is of heeft hij één keer iets gezegd op een manier waardoor jij denkt dat hij niet te vertrouwen is? Heeft je manager een inhoudelijk goed verhaal of word je afgeleid door de woorden die hij kiest of hoe hij praat?

En zo voort.

Laten we met z’n allen het feit respecteren dat we half niet van elkaar weten waarom we doen wat we doen en zeggen wat we zeggen. We weten vaak gewoon echt niet waar de ander vandaan komt of hoe die zich voelt. We zijn geen profilers of paragnosten. We zijn mensen, met al hun beperkingen (die profilers en paragnosten ook hebben, trouwens).

En we zijn mensen, met een mond. Laten we die eens wat vaker gebruiken om elkaar gewoon een vraag te stellen. De schellen zullen van onze ogen vallen.


Olav de Maat is schrijver, ondernemer, sociaalgedragscoach en organisatieadviseur. Hij heeft een boek, een Facebookpagina, een website, een app, een dochter, een vriendin en een hondje.


 

Niet alle helden hebben een vitaal beroep

Ik stel mezelf de laatste maand allerlei existentiële vragen. Hoe vitaal is mijn beroep eigenlijk, als ik het al een beroep mag noemen? Wat is mijn toegevoegde waarde in deze tijden? Héb ik wel toegevoegde waarde in deze tijden? Moet ik me nu terugtrekken en de storm afwachten of me juist in de buitenwereld laten zien?

Vooralsnog heb ik optie 2 van de laatste vraag gekozen. Ik heb geschreven over de saamhorigheid die een crisis als deze met zich meebrengt. Ik ben Heel Holland Weavet gestart. Ik heb mezelf aangeboden aan organisaties die zich bezighouden met onze fysieke veiligheid, met zorg, met onderwijs. Allemaal niet per se met succes.

Dacht ik. Tot afgelopen maandag. Toen besefte ik dat mijn definitie van succes de verkeerde was. Een maatschappij heeft namelijk behoefte aan meer dan één type held.

Tot nu toe heb ik nog geen boodschapje voor een buur gedaan.

Ik woon op een bungalowpark waar de meeste mensen de pensioenleeftijd al (lang) hebben bereikt. Mijn vriendin en ik hadden daarom op de site van onze Vereniging van Eigenaars een berichtje op het digitale prikbord geplaatst. Dat we graag klaar staan voor mensen die de deur niet uit kunnen, mogen of durven in deze tijd.

We kregen veel reacties.

En allemaal waren ze van buren die zeiden: wij sluiten ons bij Kim en Olav aan, dus als je hulp nodig hebt, kun je ook ons mailen of bellen!

Tot nu toe heb ik nog geen boodschapje voor een buur gedaan.

‘Dat iedereen wil helpen, dat is een fijn gevoel in deze tijd.’

Maandagavond stond ik de plantjes in de tuin water te geven, toen een vrouwenstem zei: ‘Bent u Olav?’ Ik keek op en zag, aan de andere kant van de heg, een dame op leeftijd met haar hondje staan. Ik had haar vaker gezien maar meer dan gedag hadden we niet uitgewisseld.

‘Ja, dat ben ik,’ zei ik afwachtend.

‘U hebt dat mooie bericht geplaatst, op de VvE-site.’ ‘Dat klopt,’ zei ik, al iets minder afwachtend. ‘Ja, ik vond dat zo bijzonder,’ ging ze verder. Om iets terug te zeggen zei ik: ‘Wat ik ook mooi vond is dat niemand om hulp heeft gevraagd maar dat wel een heleboel buren ook hun hulp aanboden.’

‘Ja. Dat iedereen wil helpen, dat is een fijn gevoel in deze tijd,’ zei mijn buurvrouw. Ik was even stil en zei toen: ‘Ja, dat is inderdaad zo.’

Iemand moet in de gekte beschikbaar zijn.

Iemand een fijn gevoel geven. Duidelijk maken dat mensen willen helpen. In deze tijd, waarin mensen zich zorgen maken en vaker dan normaal alleen zijn. Waarom zou ik meer willen bereiken?

Mijn ene zus is boswachter, de andere is ziekenhuisapotheker en ik ben ondernemer, dus op heel verschillende manieren heeft de coronacrisis voor ons alle drie vrij veel impact. Mijn moeder stuurt tegenwoordig bijna dagelijks een bericht naar de familie-app met de strekking dat ze in deze tijd wel wil maar niet kan helpen, dat ze aan ons denkt, met ons meeleeft en van ons houdt.

Maar mijn moeder heeft het fout: ze helpt ons wél.

Dat ze aan ons denkt, dat we weten dat ze er is, dáár gaat het om. Iemand moet in de gekte beschikbaar zijn, simpelweg er zijn voor de ander, om ervoor te zorgen dat de ander niet gek wordt.

Het heeft niet altijd een keihard resultaat. Maar het geeft mensen wel een fijn gevoel.

Ik red geen levens. Ik bied mensen geen zorg in hun meest kwetsbare momenten. Ik werk mezelf niet uit de naad om ervoor te zorgen dat de maatschappij blijft draaien.

Maar ik laat de mensen in mijn omgeving wel zien dat ik mijn best doe om er voor hen te zijn. En dat anderen daarvoor ook hun best doen.

Het heeft niet altijd een keihard resultaat. Maar het geeft mensen wel een fijn gevoel.

En dat is best wat waard. In deze tijden.

Epiloog – op de stille helden

Zo werkt het in deze tijden in een buurt, in een familie en in een maatschappij. En het werkt zo in andere tijden in het werkende leven.

We zijn allemaal opgevoed met de idee dat we een centrale rol moeten spelen, op moeten vallen, van vitaal belang moeten zijn. Of in ieder geval dat mensen die een centrale, opvallende, vitale rol hebben de helden zijn.

En op ons werk worden we daarom beoordeeld op de mate waarin we die rol pakken. Je verantwoordelijkheid nemen, eigenaarschap tonen, initiatief nemen, allemaal termen die gekoppeld worden aan daadkracht en inhoud.

Maar wat als de helden ook die collega’s zijn die er gewoon zijn? Wat als je je werk ook goed doet als je eenvoudigweg beschikbaar bent voor je collega’s? Als je een stille kracht bent van wie anderen weten dat je hen steunt als ze je nodig hebben, die sterke schouders heeft als daar behoefte aan is, maar die verder weinig opvalt?

In deze tijd én in andere tijden hebben we niet alleen behoefte aan de helden die de brandhaarden ingaan. Net zo onontbeerlijk zijn de helden op wie we terug kunnen vallen als de gekte losbreekt, bij wie we uit kunnen hijgen, huilen of lachen.

Dus bij deze op al deze helden, de Stoïcijnse Stille Krachten. De receptionisten en de secretaresses. De tuinmannen en de postbodes. De ouwe rotten en de vitale twintigers. De muzikanten en de schrijvers. De moeders en de vaders. De zussen en de broers.


Olav de Maat is schrijver, ondernemer, sociaalgedragscoach en organisatieadviseur. Hij heeft een boek, een Facebookpagina, een website, een app, een dochter, een vriendin en een hondje.