Handenwasman

Bij een organisatie, waar ik veel over de vloer kom, werkt de handenwasman. Ik kom handenwasman regelmatig tegen op het toilet. Vaak komt hij binnen als ik na het toiletgebruik net mijn handen sta te wassen. In plaats van dat ie doorloopt naar de urinoirs of het “zittoilet” in loopt, blijft ie half naast en half achter me staan en zegt iets als: ‘Doe rustig aan, hoor. Ik hoef alleen m’n handen te wassen.’

Tegen een intrigerend iemand als handenwasman ben ik niet opgewassen: ik móet weten waarom hij doet wat hij doet. Waarom komt iemand alleen maar naar het toilet om zijn handen te wassen? En, waarom komt iemand nooit naar het toilet om te plassen?

Een voor de hand liggend antwoord is dat ie kijkersvrees heeft. Hij kan niet plassen als andere mensen in de buurt zijn. Maar, dan kan ie nog gewoon het zittoilet in. Deur op slot, in alle rust en privacy staan (of zitten, als dat je helpt) en plassen maar. Maar nee. Hij loopt nooit het zittoilethokje in. Het kan natuurlijk ook gewoon zijn dat ie echt alleen z’n handen komt wassen. Echter, er is een wasbak vlakbij zijn werkplek, in de pantry, bij de koffieautomaat. Een clou voor een andere mogelijkheid: laatst zei hij dat ie alleen maar even de spiegel nodig had om z’n lenzen te checken, en die is er niet bij de koffieautomaat. Niettemin was dat de enige keer dat ie dat zei. Dus dat ie z’n lenzen elke keer moet checken, lijkt ook niet echt een plausibele verklaring.

Kortom, ik weet het niet. En dat is ook niet het meest boeiende aan dit verhaal. Het interessantste is dat ik het niet los kan laten. Sterker nog, waarom interesseert het me überhaupt? Waarom interesseert mensen dit? Ik ben namelijk niet de enige die gefascineerd is door handenwasman. Ik zei het laatst tegen iemand met wie ik samenwerk en die is er sindsdien ook mee bezig. En waarom vragen we ’t hem niet gewoon?

Ik denk dat de reden hiervoor zit in het feit dat we sociale, conformerende dieren zijn. We willen op twee manieren aardig zijn, zoals filosoof en Denker des Vaderlands René Gude dat zegt. De ene manier is dat we aardig gevonden willen worden, als in vriendelijk en one of the guys. Mensen zijn genetisch geprogrammeerd om erbij te horen, om op te gaan in de groep. Iemand die anders doet, is meteen opvallend. Iemand die té anders doet, is niet alleen opvallend, die is ook verdacht. Die wil blijkbaar niet bij de groep horen. Handenwasman is verdacht. Mannen pissen op de plee. Mannen komen daar niet om hun handen te wassen.

De andere manier van aardig willen zijn, is dat we een eigen aard willen hebben. We zijn ook ijdele dieren. We willen de aandacht trekken, zij het dan met dingen die sociaal geaccepteerd zijn. We willen er bovenuit steken. Een interessant verhaaltje over een opvallend figuur, dat ik natuurlijk ook humoristisch kan vertellen, maakt mij (heel even) een interessant mens.

En, roddelen over anderen die de sociale orde verstoren is ook letterlijk lekker. Uit onderzoek van neuro-econoom (ja, dat beroep bestaat) Dominique de Quervain blijkt dat de genotscentra in de hersenen worden gestimuleerd als we anderen betrappen op een morele overtreding. Als ik dus roddel over handenwasman, voelt dat lekker. Hij doet namelijk iets dat we “niet normaal” vinden. En degene aan wie ik het vertelde, geniet ook, dankzij mijn roddel. Het geeft hem een excuus om ook zelf wat dopamine aan te maken. Daarom gaat een roddel vaak zo lekker als een lopend vuurtje door een groep.

De volgende keer dat handenwasman op het toilet komt om z’n handen te wassen zou ik hem eigenlijk moeten vragen waarom ie dat doet. Maar, ik ben bang dat ie mij dan een vreemde vogel vindt. Wie vraagt mannen op het toilet nou weer wat ze komen doen?

Truque le jusqu’à ce que tu réussis

Vorige week kreeg het Franse café Petite Syrah in Nice extra veel aandacht in de media; als je de ene nieuwssite mag geloven, omdat ze mensen extra laten betalen voor hun lompheid; als je de andere mag geloven, omdat ze mensen korting geven voor hun vriendelijkheid. Hoe dan ook, dit staat op hun menukaart: “Un café”…7 €, “Un café, s’il vous plait”…4,25 €, “Bonjour, un café, s’il vous plait”…1,40 €. Als je met zes of zeven woorden spreekt, betaal je minder dan wanneer je maar twee woorden gebruikt.

De eigenaars van de kleine Syrah kwamen op het idee doordat te veel gestreste klanten, die tijdens hun lunch snel wat kwamen halen, te onbeleefd waren. En schijnbaar werkt het, want zoals eigenaar Fabrice zegt: ‘De mensen zijn relaxter nu. En ze lachen nog vaker ook.’

Drie dingen riep dit bericht bij me op.

Allereerst, fijn dat mensen een simpele manier hebben gevonden om het openbare leven gezelliger te maken. Gezelligheid is mijn grote favoriet in de categorie Sferen. Als iemand de gezelligheid stimuleert, kan ie alleen maar applaus van me krijgen.

Ten tweede, ik zal wel naïef zijn, maar jammer dat er geld voor nodig is om te zorgen dat mensen zich vriendelijker gedragen. Ik mag toch hopen dat mensen vriendelijker doen vanwege de gezelligheid, vanwege het fijne gevoel dat het ze geeft. Dat er geld aan te pas moet komen om mensen over de streep te krijgen, is toch ergens wel een failliet van de samenleving. Goed, het is Frankrijk, maar dan nog. Bovendien, en grappigerwijs, uit onderzoek blijkt dat zelfs maar de aanblik van geld mensen egoïstischer maakt. Dan is het wel ironisch dat juist geld gebruikt is, om het gedrag van mensen vriendelijker te maken.

En tot slot, thank God for “fake it ’til you make it”. Of het nou door geld wordt uitgelokt en daardoor geen authentiek gedrag is, uit veel onderzoek blijkt dat enkel het vertonen van gedrag leidt tot het voelen van de bijpassende emotie. Een bekend onderzoek is van mensen die een potlood tussen hun tanden moesten klemmen en naar cartoons keken. Hun waardering (in termen van leukheid) van de cartoons werd afgezet tegen die van mensen die een potlood tussen hun neus en bovenlip moesten vasthouden, die ook naar cartoons keken. De mensen met het potlood tussen hun tanden vonden de cartoons significant leuker dan de tussen-neus-en-bovenlip-ers. Een ander onderzoek is van studenten die termen lazen die hen deden denken aan oorden waar veel pensionados wonen. Die gingen duidelijk langzamer lopen dan hun tegenhangers in het onderzoek, die allerlei willekeurige termen lazen.

Kortom, je wordt wat je doet. Wat maakt het dan uit dat mensen dingen doen voor geld? Als het maar de goede dingen doen. En, zoals ik al zei, iemand die de gezelligheid stimuleert kan alleen maar applaus van me krijgen.

Muhammad Ali stapt in hondenpoep

Gisteravond liep ik op m’n dagelijkse laatste-rondje-van-de-dag-rondje met onze hond Cisco over het park waar we wonen. In deze tijd van het jaar is het dan allang donker en daar kunnen de paar lampen, die in het park langs de zandweggen tussen de huizen staan, weinig aan doen. Alleen op de plekken waar een straatlamp staat en een paar meter daar omheen, zie je de omgeving redelijk. Maar op de andere plekken zijn opritten zwarte gaten en struiken en boomstronken kunnen in het duister allerlei dingen of dieren zijn. En van wat er op de grond ligt, zie je alleen maar de vage omtrekken, en pas als je er vlak bij in de buurt bent.

Dus de drol waar ik in stapte, bemerkte ik pas toen ik hem onder m’n schoenzool plat drukte. Ik vloekte hoorbaar. Omdat het op die plek te donker was, liep ik, trekkend met m’n been om de poep met het zand van de weg van mijn schoen te schrapen, naar een straatlamp om te zien hoe groot de schade was. Terwijl ik tegen de lamp aangeleund stond en m’n schoen inspecteerde, dacht ik: ‘Welke lul laat z’n hond nou weer in het midden van de weg poepen?!’ (Ik nam voor het gemak maar aan dat het een hondendrol was waar ik in was gestapt.)

Vrijwel meteen daarna bedacht ik me dat ik, nog geen vijftig meter van de plek des onheils vandaan, weken daarvoor Cisco had betrapt toen ie voor me uit was gelopen. Ik vond hem op het midden van een weggetje, waar hij tien seconden daarvoor in was gerend, en daar zat ie: met zo’n typisch gekromde hondenrug, in opperste concentratie. Ook toen was het te donker om te zien wat ie daar achterliet, maar z’n houding liet geen twijfel. Omdat het zo donker was, kon ik de drol niet goed genoeg identificeren om zeker te weten dat ik hem in zijn geheel zou verwijderen. Bovendien had ik geen poepzakjes bij me, dus ik liet het maar zo. Ik baalde er wel van, want ik wist ook toen al hoe irritant het is om in een drol te stappen. Dat wens ik niemand toe.

Dus daar stond ik, met de drol van andermans hond aan mijn schoen, te vloeken op anderman. De frons op m’n voorhoofd veranderde echter snel in een glimlach toen ik besefte dat ik iemand allerlei nare eigenschappen aan het toedichten was (het zijn nou eenmaal mensen van het onachtzame en asociale type, die hun hond midden op straat laten kakken) en mezelf vrijpleitte van die onachtzaamheid en asocialiteit (ik had immers wél een goed excuus waarom ik m’n hond er niet van had kunnen weerhouden op straat te poepen en zijn drol niet van de straat had opgeruimd).

Kortom, ik ben ook maar een mens. Ik laat m’n hond ook wel eens per ongeluk op straat poepen. Ik ruim het dan ook wel eens niet op. En, ik heb ook last van het Muhammad Ali-effect: ik vind mezelf niet per se slimmer dan anderen, maar wel moreler.*

*Muhammad Ali heeft ooit gezegd, nadat hij er op was gewezen dat hij slecht had gescoord op een intelligentietest: ‘I only said I was the greatest, not the smartest.’