Cisco is maandagochtend om vijf uur overleden. In de nacht van zondag op maandag kon hij alleen nog maar staan hijgen met een hulpeloze blik. Mijn vriendin en ik hebben hem in laten slapen op de Spoedkliniek Gezelschapsdieren – onze handen op zijn vacht, geruststellende woorden in zijn oren.
Tot donderdag was er niks aan hem te merken geweest. Hij had gerend, gesprongen en zijn neus aan alles afgeveegd als een gezonde hond. Maar een tot dan toe onopgemerkte tumor in zijn hart was gaan bloeden. De bloeding vulde zijn hartzakje waardoor zijn hart in de knel kwam en niet meer goed kon pompen. Hierdoor kreeg hij te weinig zuurstof in zijn lichaam. Vandaar het hijgen. Hij was letterlijk doodsbenauwd.
Sinds maandagochtend lijkt de kleur weg uit ons leven. Cisco was een volwaardig lid van ons gezin. Hij was mijn Grote Vriend. Er wonen drie mensen maar ons huis voelt leeg.
Is een verdrietig mens per definitie geen werkend mens?
Sinds Cisco’s dood vertel ik iedereen erover: familie en vrienden maar ook zakelijke relaties met wie ik toevallig contact heb. Ik vind dat ik het moet vertellen, als therapie, maar zeker ook uit respect voor mijn relatie met degene aan wie ik het vertel.
Tegelijk ben ik er ook onzeker over. Is het te privé? Klinkt het als het zwelgen van een overemotioneel mannetje? Moet ik me met andere dingen bezig houden, zoals een onderneming runnen, klanten bedienen en meer afstandelijke columns schrijven? Moet ik niet gewoon weer volop aan het werk?
Maar ik denk ook: kun je de draad van je werkende leven simpelweg oppakken als je rouwt? En: is een verdrietig mens per definitie geen werkend mens?
Waarom zouden we werk en verdriet niet kunnen combineren?
Ten eerste opereer je in verdriet anders dan wanneer je blij, boos of bang (of, zoals we dat op het werk noemen, gestrest) bent. Je vertraagt. Je bent sneller moe, minder geconcentreerd en vergeetachtiger vanwege de grote hersencapaciteit die verdriet opslurpt. En je slaapt minder goed omdat er meer adrenaline door je lijf giert.
Je hebt dan misschien wel een onderneming of een baan, maar je hebt niet de energie om daar op dezelfde manier mee bezig te zijn als wanneer je bijvoorbeeld blij bent. Dat van jezelf, of anderen, verwachten is niet terecht.
Ten tweede, en vooral: waarom zouden we werk en verdriet niet kunnen combineren?
Werk, zeker in de eenentwintigste eeuw, kan niet zonder samenwerking. Verbindingen tussen werkende mensen zijn onontbeerlijk. En ook creativiteit is cruciaal voor ons moderne werkende leven. Zonder zelfexpressie en authenticiteit kan creativiteit niet bestaan.
Voor samenwerking en innovatie is maar één route: het persoonlijk maken.
Als ik het verhaal van Cisco en mijn verdriet om hem onder stoelen en banken zou steken, zou ik een essentieel stuk van mijzelf weglaten. Ik zou het de mensen met wie ik werk onmogelijk maken zich echt met mij te verbinden. En ik zou het idee voeden dat wat ik voel er niet helemaal kan zijn. Ik zou aan zelfcensuur doen. Hoe kan ik dan flow ervaren in mijn werk?
Als we echt willen samenwerken, zullen we echt verbinding aan moeten gaan. Als we echt willen innoveren, zullen we echt onszelf tot expressie moeten laten komen. En voor beide is maar één route: het persoonlijk maken.
Michael Corleone zei het al: ‘It’s all personal, every bit of business.’ Je persoonlijke verhaal vertellen ís werken.
Daarom (en omdat het therapeutisch werkt) vertel ik nu over Cisco en mijn verdriet om hem. Niet om erin te zwelgen of ermee te dwepen maar om de verbinding open te houden, om mezelf te laten zien zoals ik ben. Nu op dit moment.
De doden krijg ik er niet mee terug. Maar mijn leven en werk met de levenden worden er wel beter van.
Olav de Maat is organisatieadviseur, sociaalgedragscoach en schrijver (en soms spreker). Hij heeft een dochter, een vriendin, een blog, een boek, een bedrijf en een Facebookpagina en hij had een hond.