Gisteren was in het nieuws dat wijkverplegers ook huishoudelijk werk doen. Francis Bolle, woordvoerder en lobbyist bij beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), zei er het volgende over: ‘Het is mooi dat ze het doen maar het is niet hun taak. Nu komen andere taken en andere patiënten in het gedrang. Er is nu al een tekort aan wijkverpleegkundigen en de werkdruk is al hoog dus dit werkt allemaal niet mee.’
Allereerst: het ís natuurlijk vervelend als er een tekort is aan wijkverpleegkundigen. Maar als iemand iets zegt als ‘dat is niet mijn taak’, dan ga ik altijd wat beter luisteren. Vaak komt zo’n uitspraak als een ander iets heeft gevraagd aan die iemand. Ik denk altijd: als een ander omhoog zit, doe je je best om te helpen. Dan denk je niet eerst of hetgeen je gevraagd wordt je taak is. Als je zegt dat iets niet je taak is, verschraal je het persoonlijke contact. Je zegt dan niet: ‘Sorry, ik wíl dat niet voor jou doen,’ nee, je zegt eigenlijk: ‘Een andere instantie, buiten ons tweeën, heeft beslóten dat ik dat niet hoef te doen, en daarom doe ik het niet.’ (Zie ook een eerdere column.)
De wijkverpleegkundige die een keer de vaat doet, heeft daar vast zelf voor gekozen. Ik denk niet dat de oude van dagen die ze verpleegde met geweld heeft gedreigd als ze niet zou afwassen. Ze dacht waarschijnlijk: als die ander omhoog zit, doe ik m’n best om te helpen. En alle wijkverpleegkundigen zijn als het goed is volwassen, dus ze kunnen prima voor zichzelf besluiten of hun andere werk of patiënten in het gedrang komen als ze een keer stofzuigen.
Buurtzorg, ook een organisatie in de wijkverpleging, is in tien jaar tijd van vier naar tienduizend medewerkers gegroeid. Hele teams met wijkverpleegkundigen hebben zich als medewerker aangemeld omdat ze zo graag voor Buurtzorg wilden werken. Ze scoren consequent hoog op cliënttevredenheid en zijn al jaren op rij beste werkgever van Nederland. Het geheim van deze club is dat medewerkers zelf bepalen wat ze doen. Ik doe een gokje: wijkverpleegkundigen van Buurtzorg doen ook huishoudelijk werk.
Dat de wijkverpleegkundigen huishoudelijk werk doen is inderdaad mooi. En daar zou het betoog van mevrouw Bolle moeten zijn gestopt.
Maar mevrouw Bolle is woordvoerder, dus die voert graag woord. De vraag is echter voor wie zij dat doet? Ik neem aan niet voor de wijkverpleegkundigen die huishoudelijk werk doen. Die hebben er immers zelf voor gekozen. Mevrouw Bolle is ook lobbyist. Dat zou kunnen verklaren waarom ze deze situatie aangrijpt: om haar beroepsvereniging beter op de kaart te zetten. En het werkt. Want zeg nou zelf: had jij eerder van V&VN gehoord?
Dat er zo’n instituut is als deze beroepsvereniging geeft de schijn dat verpleegkundigen en verzorgenden zo slecht voor zichzelf kunnen opkomen dat het nodig gevonden is om daar een professioneel apparaat voor in te richten. Kent mevrouw Francis Bolle de wijkverpleegkundigen die poetswerk doen persoonlijk? Ik vermoed van niet. Net als zo veel andere instituten is de V&VN een onpersoonlijk apparaat dat zich over persoonlijke gevallen uitspreekt. En al lang niet meer om die personen met die persoonlijke gevallen te steunen maar om haar eigen bestaansrecht te kunnen rechtvaardigen, om te kunnen lobbyen.
Begrijp me niet verkeerd, ik denk dat mevrouw Bolle met heel goede intenties haar werk doet. Ze zal echt de bedoeling hebben haar werk te doen om de belangen van verpleegkundigen en verzorgenden te behartigen. Het punt is alleen: als je het behartigen van belangen institutionaliseert, wordt het (instandhouden van het) instituut het echte belang.
Denk voor jezelf eens na: ben jij elke dag bezig met datgene waarvoor je eigenlijk het werk bent gaan doen dat je nu doet, of ben je inmiddels (onbewust) vaker bezig met het instandhouden van het bedrijf dat zorgt dat je werk hebt?
Je kunt dit blog volgen via Twitter of Facebook. En, mijn boek Hufters & helden. Waarom we allemaal aardiger moeten zijn kun je lezen.