Ik was laat. En waarschijnlijk zou ik té laat komen. Loulou zou als laatste bij de juf staan, tot haar gehaaste vader haar op zou komen halen.
Toen ik om het huis liep, naar de auto, zag ik dat een vrachtwagen met de laadklep open onze parkeerplaats blokkeerde. De chauffeur, een man van in de zestig met een grijze baard, liep vanachter de wagen in beeld.
‘Kunt u hem een metertje naar voren rijden? Dan kan ik er langs.’ ‘Nee,’ zei de man droog.
‘Nee…?’ Ik kon het even niet verwerken. Hij herhaalde: ‘Nee,’ en voegde eraan toe: ‘Ik moet eerst dit uitladen.’ Het drong langzaam tot me door dat de chauffeur echt niet van plan was een centimeter – laat staan een meter – toe te geven.
Om mijn woorden kracht bij te zetten ging ík dan maar aardig doen.
‘Hoe lang bent u bezig, denkt u?’ vroeg ik. ‘Tien minuten,’ was het antwoord. Een paar seconden bleef ik verbouwereerd staan.
‘Er is niks mis met aardig doen voor elkaar, hoor, meneer. En wat aardig zou zijn, is als u een klein stukje aan de kant gaat,’ probeerde ik nog. Geen sjoege.
Om mijn woorden kracht bij te zetten ging ík dan maar aardig doen: zo snel als ik kon laadde ik de rollen dakbedekking uit en zette ze bij onze overburen voor het huis. De chauffeur hielp in een rustig tempo mee. Het laatste dat uitgeladen moest worden, een gasfles, tilden we gebroederlijk zwijgend samen uit de vrachtwagen.
Binnen twee minuten was de lading gelost.
Met meer adrenaline en minder warmte in mijn stem dan ik zou willen zei ik: ‘De wereld is toch een stuk leuker, hè, als we elkaar af en toe een beetje helpen.’
‘Bedankt,’ zei de man zonder veel omhaal. Wel keek hij me voor het eerst aan, toen hij dat zei.
Vooral staat het voor mijn onvermogen om ruzie te maken met onbekenden.
Ik weet niet hoe dit verhaal overkomt. Voor mij staat het in ieder geval voor mijn rare neiging om te denken dat ik anderen op hun nummer zet door iets voor ze te doen wat zij niet voor mij willen doen.
En vooral staat het voor mijn onvermogen om ruzie te maken met onbekenden.
Daar zit een heel verhaal achter over mijn jeugd en opvoeding (jongste van drie, twee oudere zussen, Zeeuwse vader, Brabantse moeder, …), maar dat laat ik hier voor het gemak achterwege. Waar het op neerkomt: wij maakten vroeger nooit ruzie thuis.
Als iemand iets niet wil doen voor een ander of lullig doet tegen een ander – en of ik die ander ben of niet maakt in principe niet uit – word ik boos. Maar die boosheid zet ik dan niet om in een aanval op de asociale persoon, in woorden noch daden. Nee, die boosheid zet ik om in dat wat ik vind dat die aso moet doen. Dan doe ík het wel.
Dat zal hem leren!
Dan ziet de aso vanzelf hoe het ook kan en voelt hij zich betrapt op zijn asogedrag.
Mensen laten hun mening niet beïnvloeden door corrigerende woorden van anderen.
Maar echt… zál dat hem leren?
Wat ik inmiddels wel weet is dat mensen hun mening amper tot nooit laten beïnvloeden door corrigerende woorden van anderen. Zeker niet als die anderen geen goede bekenden zijn. En al helemaal niet als die mening hun zelfbeeld betreft.
Dus mijn gram halen, in de aanval gaan en de man wijzen op zijn fouten of zelfs uitschelden, zou niks hebben uitgehaald.
Wat beter werkt is naast iemand gaan staan, verbinding maken, een band scheppen en dan, als er vertrouwen is, heel misschien dan, het eens hebben over het gedrag van de ander. Eerst verkennend: waarom doe je dat, wat is de reden dat je het niet anders, vriendelijker doet? En dan voorzichtig normerend: zou het niet beter zijn als je het zó zou doen?
Maar zo’n aanpak kost tijd. En die had ik niet. Die heb je überhaupt in dit soort situaties vaak niet.
Maar dan passief-agressief een beetje bozig het goede doen… Wat voor boodschap zendt dat uit? Wat haalt dat uit?
Gewoon het goede dóén was eigenlijk altijd al het beste wat ik kon doen.
Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Ik kan niks beters bedenken. Maar het voelt óók niet oké. Wat ik doe voelt laf. Halfslachtig.
En daarin zit volgens mij de sleutel tot succes: ik ben vaak passief-agressief en doe meestal bozig als ik iemand op mijn manier op zijn nummer zet, omdát ik hem op zijn nummer wil zetten. Als ik dat agressieve, bozige er nou eens af haal en het niet doe om de ander op zijn nummer te zetten maar omdat ik het goede doen gewoon het goede vind om te doen?
Want corrigeren heeft geen zin, voor een band scheppen is geen tijd, dus gewoon het goede dóén was eigenlijk altijd al het beste wat ik kon doen.
Nu alleen daar niet meer passief-agressief en bozig over doen. Maar: goed doen, glimlachen, punt.
Dan komen eindelijk die opvoeding en jeugd van mij een keer van pas.
Olav de Maat is schrijver, ondernemer en organisatieadviseur. Hij heeft een hond, een dochter en een vriendin.