‘Goeiemorgen!’ riep ik extra zangerig en duidelijk. Geen sjoege.

Terwijl ik met Ranger naast het bospad stond, liep het andere hondje voorbij. Ranger gromde. Ik had hem aangelijnd omdat ik weet dat hij het niet op kleine hondjes heeft. Gelukkig was dit schepsel wat bangig aangelegd, dus het bleef op afstand en liep snel door. Zijn baasje sjokte achter hem aan, mobiel aan zijn oor gedrukt.

‘Fijne dag verder!’ Geen sjoege.

Om te testen of hij naast doof ook blind was, stak in mijn middelvinger op. Die zag hij inderdaad niet. Hij liep immers van me weg, met zijn rug naar me toe.

Hij had me überhaupt geen blik waardig gegund.

Die boosheid, waar kwam die vandaan?

Natuurlijk was die middelvinger niet om zijn ogen te testen. En natuurlijk was die ook niet serieus. Ik heb eigenlijk een hekel aan dat gebaar. Maar ik voelde wel een boosheid die eruit moest. De middelvinger-achter-z’n-rug was een slappe poging om dat te doen.

Die boosheid, waar kwam die vandaan?

Dezelfde avond kreeg ik, zoals elke donderdag, een bericht van James Clear, schrijver van Atomic Habits. James stuurt elke week drie quotes van hemzelf en twee van anderen. Deze keer zat daar een quote tussen van dichter en schrijver Joseph Brodsky. Die schrijft:

What your foes do derives its significance or consequence from the way you react. Therefore, rush through or past them as though they were yellow and not red lights. Don’t linger on them mentally or verbally; don’t pride yourself on forgiving or forgetting them — worse come to worse, do the forgetting first. This way you’ll spare your brain cells a lot of useless agitation; this way, perhaps, you may even save those pigheads from themselves, since the prospect of being forgotten is shorter than that of being forgiven. So flip the channel: you can’t put this network out of circulation, but at least you can reduce its ratings.

Eikels negeren ís geen ademen.

Ik geloof in toeval, dus dit was vast toeval. Maar wel een grappig toeval: daar had ik lopen balen van iemand die me negeerde en als advies krijg ik later die dag dat ik hém had moeten negeren.

Hij maakte zich niet druk om mij. Ik leek zelfs niet te bestaan voor hem. Waarom maakte ik me dan wel zo druk om hem?

Het antwoord zit hem volgens mij in het feit dát Joseph Brodsky duidelijk had proberen te maken dat je eikels moet negeren en dát James Clear de boodschap van Brodsky 35 jaar later nog een keer onder de aandacht wilde brengen: als het zo voor de hand liggend was, zo natuurlijk voor mensen om zich niks aan te trekken van tegenstrevers, dan was het niet nodig om mensen daartoe aan te sporen. Dan was het geen nuttig advies. Dan was het als mensen aanraden om te ademen.

Eikels negeren ís geen ademen.

Uitsluiting blijkt de beste voorspeller te zijn voor agressie.

En iemand die je duidelijk begroet geen blik waardig gunnen is geen menselijk gedrag dat iemand spontaan vertoont.

Sterker nog, experts noemen het als een voorbeeld van pestgedrag. Uit een gerelateerd onderzoek bleek dat geen likes krijgen op een socialemediapost hetzelfde voelt als gepest worden. En uitsluiting blijkt de beste voorspeller te zijn voor agressie.

Dus het ís misschien beter om negerende mensen te negeren en zo iemand betékent in feite niks voor mij, maar dat is gemakkelijker geschreven dan gedaan.

Er is níémand die dit soort gedrag helemaal koud laat.

Het is wel zo dat het per mens verschilt hoe dik je huid is of hoe goed je jezelf kunt wijsmaken dat het je niks interesseert wat een ander doet of laat. Het is niet zo dat er íémand is die dit soort gedrag helemaal koud laat.

Als je een emotionele autopsie zou kunnen uitvoeren, zal bij elk mens na zijn dood van elk sociaal onrecht dat hem is aangedaan een spoortje op zijn ziel terug te vinden zijn. De een merkt het bij leven alleen meer dan de ander.

Behalve die kerel met z’n loslopende hondje en z’n telefoon aan z’n hoofd. Die zal wel geen ziel hebben.


P.S. Voor de goede orde: ik houd de optie open dat deze man aan de telefoon was met zijn zus omdat zijn moeder op sterven lag en ze overlegden wie die nacht bij haar zou waken, of dat zijn andere hond was weggerend en spoorloos was en hij nu met zijn vrouw belde om te vragen of hun huisdier al thuis was aangekomen. Het had hier niet de schijn van en ik gok dat hij überhaupt geen goede reden had om een medemens dat hem duidelijk begroette te negeren, maar toch, ik houd de optie open.

P.P.S. Voor dezelfde orde: ik geloof niet dat mensen eikels zíjn. Mensen kunnen zich gedragen als eikels. Maar voor het verhaal is het fijner te zeggen dat deze man een eikel ís.


Olav de Maat is schrijver, ondernemer, organisatieadviseur en projectleider. Hij heeft een hond, een dochter en een vriendin.

Leave a comment