Neem geen grote beslissingen met mensen die je niet kent

Niet zo lang geleden had ik een kennismakingsgesprek. Mijn gesprekspartner vertelde dat hij officier was geweest bij de brandweer maar ontdekt had dat dat toch niet echt iets voor hem was. Om te laten zien dat ik met hem sympathiseerde, vertelde ik dat ik eens mee was gelopen met een 24-uursdienst van een brandweerofficier. Die had mij verteld dat ze wist dat ze het vak aankon toen ze tijdens haar opleiding een vrouwenlichaam opgerold onder een metro had zien liggen en dacht: Oké. Daar kan ik dus tegen. ‘Oké. Daar kan ik dus niet tegen, dacht ik toen,’ vertelde ik de oud-officier lachend, ‘ik wist meteen dat het vak van brandweer ook niks voor mij is.’ Ik keek hem aan met een blik van verstandhouding.

‘Toen ze tijdens haar opleiding een vrouwenlichaam opgerold onder een metro had zien liggen, dacht ze: Oké. Daar kan ik dus tegen.’

‘O. Maar ik kan prima tegen lijken, hoor,’ antwoordde hij droogjes, ‘dat was het probleem niet. Als je aan het werk bent, is een lijk gewoon onderdeel van de casus, zal ik maar zeggen. Ik ben gewoon niet zo’n doener. Meer een denker.’ Ik zei snel dat ik eigenlijk nog nooit een lijk had gezien, los dan van die van familieleden en vrienden die een natuurlijke dood waren gestorven. ‘Ik kan dat dus eigenlijk helemaal niet zeggen. Misschien zou ik er ook zo mee omgaan als jij als het m’n werk was…’

Hier ging ik dus binnen een halve minuut van iemand die zeker weet dat-ie niet tegen de aanblik van onbekende lijken kan naar iemand die ze misschien wel kan zien als een interessante casus. Who cares, zou je zeggen. En inderdaad, het gaat amper ergens over, maar in deze dertig onbelangrijke seconden speelde zich iets af wat typisch menselijk is en zorgt voor een ontelbaar aantal slechte beslissingen.

Wij mensen zijn namelijk steevast geneigd om ons aan te passen aan anderen. Vooral in situaties waar we de ander(en) niet kennen of het onderwerp ons onbekend is. Dan zoeken we naar clous voor normen (hoe doen we de dingen hier) of informatie (wat is hier aan de hand).

‘In deze dertig onbelangrijke seconden speelde zich iets af wat typisch menselijk is en zorgt voor een ontelbaar aantal slechte beslissingen.’

Het bekendste experiment om dit te illustreren is van Solomon Asch uit de jaren vijftig. Daarin lieten proefpersonen zien dat ze een heel simpele opdracht (lijntjes vergelijken) fout doen als zeven andere mensen in de ruimte – die stiekem handlangers zijn van de onderzoekers – het vóór hen ook fout doen. Lang dacht men dat de proefpersonen dat deden om een lastige situatie, tegen de groep ingaan, te ontwijken.

Een experiment van Gregory Berns van zo’n tien jaar geleden laat zien dat dat waarschijnlijk helemaal niet zo is. Berns deed min of meer hetzelfde als Asch (figuren vergelijken), alleen hij maakte functionele MRI’s van de hersenen van de proefpersonen. Wat bleek? Mensen gaven niet alleen de foute antwoorden als de rest dat ook deed, hun hersenen vertelden hun ook dat het foute antwoord het goede was!

Uit de MRI’s bleek namelijk dat hun perceptie van de figuren veranderde. Dat bewees dat deelnemers bewust noch onbewust het goede antwoord onderdrukten om zich aan het oordeel van de groep aan te passen. Ze deden dus niet alsof ze het zagen zoals de anderen, nee, ze zagen het echt zoals de rest.

Dat zegt iets over hoe we conformeren. Want kun je überhaupt nog van conformeren spreken als daar in je oprechte waarneming helemaal geen sprake van is?

‘Kun je überhaupt nog van conformeren spreken als daar in je oprechte waarneming helemaal geen sprake van is?’

Hier zat ik dan, in een situatie met een onbekend iemand te praten over iets waar ik geen verstand van had. Op zich geen reden om het beeld dat ik van mezelf neerzette over iets irrelevants als tegen-de-aanblik-van-lijken-kunnen te vervalsen, of tenminste te vervagen. En toch deed ik het. Omdat het onverwachte feit, dat mijn gesprekspartner wél tegen lijken kon, mijn hersenen aanzette om zichzelf te herprogrammeren.

En dat deden ze niet voor niks. Als mijn hersenen niet zo in elkaar zaten, dan zouden we namelijk bij elke nieuwe kennismaking heel hard moeten nadenken over welk deel we van onszelf op welke manier laten zien om aardig gevonden te worden of de informatie te krijgen die we nodig hebben. In plaats daarvan zorgen onze hersenen ervoor dat we ons daar niet druk over hoeven te maken. Ze kiezen voor ons. Zonder dat we dat weten.

Dat is mooi. En dat is fnuikend. Want in mijn situatie ging het nergens om maar er zijn tal van gevallen waarin het wel echt ergens om gaat. Hoe vaak zitten mensen niet in vergaderingen met anderen die ze amper tot niet kennen te praten over een onderwerp waarvan ze onvoldoende weten? Dan doen ze maar wat, eigenlijk. Hun hersenen zorgen ervoor dat ze hun mening of beeld van de situatie bijstellen zonder dat ze het weten.

Herken je jezelf misschien hierin? Dan kun je verschillende dingen doen. Eén ding is iemand aanwijzen die advocaat van de duivel speelt. Laat hem of haar de kant belichten waar niemand in de groep vanzelf aan lijkt te denken. (Als je vaker met dezelfde groep zit, laat die rol dan rouleren. Anders wordt die ene collega op een gegeven moment uitgekotst.)

‘Neem geen grote beslissingen meer met mensen die je amper tot niet kent.’

Een ander idee is om geen grote beslissingen meer te nemen met mensen die je amper tot niet kent. Leer die mensen eerst beter kennen. Want dat is de overeenkomst tussen de experimenten van Asch en Berns: proefpersonen werden als eenling tussen een stel onbekenden gedropt. Zorg ervoor dat iedereen zich veilig en op z’n gemak voelt. Dan gaan de hersenen wat minder in de overleefstand. Stel je tenminste uitgebreid voor.

Misschien kun je beginnen met een rondje ‘wie kan er tegen de aanblik van lijken?’


Wil je meer weten over hoe het sociale dier de mens functioneert? In m’n boek Hufters & helden. Waarom we allemaal een beetje aardiger moeten zijn staan nog véél meer anekdotes en biologische, psychologische en historische wetenswaardigheden.